De nieuwe jongere
Er zijn momenteel veel negatieve berichten over jongeren te lezen. Iedere week wordt er wel geschreven over dalende schoolprestaties, over verslaving aan games en sociale media, en een sterke toename van de jeugdcriminaliteit. Nu is het niet bijzonder dat een oudere generatie vindt dat de jongeren het minder goed doen als zij zelf. Dat is iets waar zelfs de Romeinen al over klaagden, en wat sindsdien nooit echt weg is geweest. Maar toch lijkt er nu wel werkelijk iets nieuws aan de hand te zijn, waardoor we hier misschien wel met een hele nieuwe blik naar moeten gaan kijken.
Neem bijvoorbeeld de leerproblemen onder jongeren. Die zijn behoorlijk serieus; zo bleek uit de PISA-studie van 2022 dat maar liefst een derde van de vijftienjarigen niet meer in staat is om teksten te lezen en te begrijpen. Dat is een schokkend resultaat, maar het is ook een onderdeel van een breder probleem waardoor dit niet af kan worden gedaan als een éénmalige tegenvaller. Al rond het begin van de 21e eeuw heeft er namelijk een omkering plaatsgevonden in de ontwikkeling van het IQ. Tot dan toe nam het gemiddelde IQ jaarlijks toe, maar sindsdien neemt het in plaats daarvan gestaag af. Omdat dit in meerdere landen wordt waargenomen, kan dit niet zomaar worden verklaard door veranderingen in een schoolsysteem. En zelfs niet door achterstand die in de covid-19 periode is opgelopen. Daarnaast zijn er de toenemende misdaadcijfers onder jongeren, waarbij het al lang niet meer gaat om gewone agressie of vandalisme. Maar steeds vaker over kinderen die al op hele jonge leeftijd bij zware criminaliteit betrokken raken. Alleen de cijfers zijn al indrukwekkend; zo was in Nederland het aantal jongeren dat voor het eerst van een misdrijf werd verdacht is 2022 maar liefst 20% hoger dan in 2021. Ook in Duitsland ziet men een vergelijkbare ontwikkeling, waarbij wordt gemeld dat alleen al in Berlijn de politie momenteel gemiddeld vijf maal per dag wegens geweldsincidenten naar scholen uit moet rukken.
Maar wie zich verdiept in de verhalen achter de getallen komt een nog schrijnendere werkelijkheid tegen. Zo worden in havenstad Rotterdam wekelijks veertienjarige ‘uithalers’ gearresteerd, die gesmokkelde drugs uit containers halen en bij de handelaars afleveren. Diezelfde leeftijdsgroep wordt in meerdere grote steden ingezet als plaatsers van bommen waarmee criminele clans elkaar over en weer bestrijden - wat in sommige steden al tot drie explosies per dag leidt. In Berlijn bood een veertienjarig meisje zich afgelopen jaar als huurmoordenaar aan, waarna ze haar slachtoffer met een machete te lijf ging. Het meest bizarre aan dit verhaal is nog wel dat ze vooraf rustig haar vriendinnen appte, met de boodschap: ‘Ik kan vanavond niet met jullie meegaan, ik moet even iemand gaan vermoorden.’ Van jongerenwerkers hoorde ik recent over een nieuwe ontwikkeling: de criminelen hoeven de jongeren niet eens meer op te zoeken. Want de behoefte aan luxe spullen en dure schoenen is nu zo groot, dat zij zelf de criminelen benaderen in de hoop om een paar duizend euro te verdienen. En het maakt ze nauwelijks uit wat ze daarvoor moeten doen, zo lang het maar snel gaat.
In gesprekken die ik met jeugdteams voer klinkt momenteel veel frustratie door. Want ondanks hun betrokkenheid en oprechte inspanningen, lukt het ze niet om dit probleem onder controle te krijgen en zien ze het zelfs snel toenemen. Iets wat daarbij opvalt, is dat de huidige aanpak vaak nog gebaseerd is op modellen die helemaal tot aan de jaren ’70 terugreiken. Terwijl er ook in de vakkennis een aantal ingrijpende ontwikkelingen plaatsvinden, die zich nog niet naar de dagelijkse praktijk vertalen. De eerste is dat veel wat in de psychologie als vaststaand feit werd beschouwd, inmiddels onjuist blijkt te zijn. De huidige ‘replication crisis’ in dit vakgebied bestaat eruit dat bij herhaling van veel fundamentele psychologische onderzoeken daar niet hetzelfde resultaat uit voort blijkt te komen dat oorspronkelijk beschreven werd. Inmiddels blijkt ruim de helft van de gecontroleerde onderzoeken niet herhaalbaar, en daarmee dus onjuist te zijn. Het is prijzenswaardig dat dit nu door psychologen erkend wordt. En dat men probeert schoon schip te maken door het ene na het andere artikel terug te trekken. Alleen gaat het beleid dat erop is gebaseerd nog steeds door, en dat zien we iedere dag in de praktijk.
Tegelijkertijd kunnen we dankzij ontwikkelingen in de neurowetenschappen tegenwoordig rechtstreeks in de breinen van jongeren kijken. En wat we daar zien blijkt soms lijnrecht tegen alle eerdere ideeën in te gaan. Zo blijkt bijvoorbeeld overduidelijk dat crimineel gedrag onder jongeren een veel duidelijkere correlatie heeft met concrete eigenschappen in het brein, zoals een sterke gevoeligheid voor beloning en bevrediging, dan met bijvoorbeeld trauma’s in de jeugd of met eenoudergezinnen. Iets wat we natuurlijk ook in de praktijk terug zien, want de criminelen lokken de jongeren tenslotte door ze geld en spullen aan te bieden, en niet door met ze over hun problemen te praten.
Maar de meest ingrijpende ontdekking is misschien wel, dat sommige hedendaagse jongeren letterlijk een ander brein blijken te hebben dan kinderen van eerdere generaties. En factoren zoals beeldschermgebruik blijken daar een rol in te kunnen spelen. Binnen testgroepen van jongeren werden bij degenen met veel beeldschermtijd (meer dan 7 uur per dag) een aantal opmerkelijke veranderingen in de hersenstructuur gezien. Een daarvan was een afname van de dikte van de hersenschors; iets wat we normaal alleen maar bij ouderen tegenkomen, en wat wel gezien wordt bij dementie. Een nog opvallendere bevinding was dat ook hun Insula kleiner was, omdat die onder andere het ‘rempedaal’ van ons brein vormt. Simpel gezegd is dit het breindeel dat wanneer we iets moois in een etalage zien staan tegen ons zegt: ‘dat is wel erg duur, doe toch maar niet’. Of dat wanneer we iets riskants willen doen ons herinnert aan de gevolgen wanneer het mis zou gaan. Deze bevindingen zijn nog relatief nieuw, waardoor het nog onbekend is voor hoeveel jongeren dit geldt en wat de werkelijke gevolgen ervan zijn. Maar we moeten er serieus rekening mee houden dat we momenteel met een heel ander soort jongere te maken hebben dan die van de 20e eeuw. Een waarop het oude beleid niet werkt en die om een hele nieuwe aanpak vraagt, omdat ze van binnen letterlijk anders ‘bedraad’ zijn.
De jonge generatie is enorm kostbaar, omdat zij letterlijk de toekomst van onze samenleving vormen. Wat betekent dat we in kaart zullen moeten brengen wat er met hen gebeurt, en uit zullen moeten zoeken hoe we ze hier zo goed mogelijk mee kunnen helpen. En misschien moeten daarvoor ook de oudere generaties zich aanpassen aan de nieuwe werkelijkheid, door hier op nieuwe manieren naar te gaan kijken.